In het rivierengebied zijn de steenfabrieken en de bijbehorende terreinen kenmerkend voor de geschiedenis van de baksteenindustrie in de uiterwaarden. Deze industrie kwam tot bloei in de 19e en 20e eeuw. De volop aanwezige klei in de Ooij- en Erlecomse polder en in de Kekerdomse en Millingerwaard bleken uitstekend geschikt te zijn voor de stenenfabricage. Een vroeg voorbeeld van de steenfabricage is de veldoven, waarvan nog een restant aanwezig is aan de Ooijsebandijk, later gevolgd door de zogenaamde vlam- en ringovens. Dit zijn de zo karakteristieke steenfabrieken met de pannendaken en de herkenbare hoge schoorstenen, die als herkenningspunten in het landschap fungeren. Bijzonder was de grote concentratie van steenfabrieken ten oosten van Nijmegen. In de gemeente Berg en Dal waren tot in de jaren zeventig, 9 steenfabrieken productief. Nu is alleen nog de moderne steenfabriek in Erlecom in productie. De voormalige fabrieksterreinen hebben een andere functie gekregen. Grote delen van de fabrieksterreinen zijn nu ontwikkeld tot natuurgebied. Een aantal karakteristieke fabrieksgebouwen en hoge schoorstenen is bewaard gebleven en beschermd als gemeentelijk monument.  Zoals de schoorsteen en fundamenten van de ringoven op het terrein van de Vlietberg, de genoemde veldoven op het terrein van steenfabriek Robert Janssen (nu Staatsbosbeheer), de schoorsteen van de steenfabriek Ooij (nu Reomie). Ook kleine bouwwerken als het Bruggat in de slapende dijk Spruitenkamp en het Transformatorhuisje aan de Hezelstraat zijn beschermd. Veel nog herkenbare fabrieksterreinen zijn als cultuurhistorisch waardevol terrein opgenomen in de Structuurvisie van Ubbergen 2011.